eins, ein(e)
één
drei
drie
vier
fünf
vijf
sechs
zes
2
twee
7
zeven
8
acht
neun
negen
10
tien
12
twaalf
Zwerg
de dwerg
Zahl
het getal
Finger
de vinger
Süßigkeiten, Bonbon
het snoepje
Uhr (bei Uhrzeiten
uur
mittags
‘s middags
halb (Uhrzeit)
half
Viertel
het kwart
über, bei Uhrzeit nach, in (zeitlich)
over
morgens
‘s morgens
abends
‘s avonds
nachts
‘s nachts
Uhr, Glocke
de klok
aufstehen
opstaan
um
om
duschen
douchen
wach
wakker
aufwachen, wach werden
wakker worden
ausschlafen
uitslapen
ungefähr
ongeveer
bevor
voordat
Frühstück
het ontbijt
selbst
zelf
einteilen
indelen
‘s ochtends
joggen
anfangen
beginnen
schreiben
schrijven
aussehen
eruitzien
Butterbrot, belegte Brotscheibe
de boterham
warm
Nachrichten
het journaal
Diplomarbeit
de scriptie
ab, fertig, erledigt
af
bald, in Kürze
binnenkort
sich bewerben
solliciteren
Mensch
de mens
Land
het land
Reihenhaus
het rijtjeshuis
Vorgarten
de voortuin
Garten hinter dem Haus
de achtertuin
freistehend
vrijstaand
teuer
duur
manche
sommige
mieten
huren
es gibt (Pl.)
er zijn
Neubaugebiet
het nieuwbouw-gebied
Hochhaus
het flatgebouw
Etagenwohnung
de flat
Wohnboot
de woonboot
alt
oud
hoch
hoog
schmal
smal
Fassade
de gevel
Etage, Stockwerk
de verdieping
sagen
zeggen
unter
onder
Dach
het dak (Pl. daken)
Sohn
de zoon
Tochter
de ochter
aufräumen
opruimen
gegen
tegen
Drucker
de printer
antworten
antwoorden
kaufen
kopen
Geld
het geld
halten
houden
Mund
de mond
betrachten
bekijken
abfahren, weggehen
vertrekken
frühstücken
ontbijten
bewohnen
bewonen
früh
vroeg
Haushalt
het huishouden
den Haushalt machen
het huishouden doen
samstags
zaterdags
nach
na
einkaufen (Lebensmittel etc.)
bondschappen doen
staubsaugen
stofzuigen
das Bett machen
het bed opmaken
sauber machen
schoonmaken
Essen
het eten
zubereiten, herrichten
klaarmaken
Abendessen
het avondeten
abwaschen
afwassen
denn
want
Spülmaschine
de vraatwasser
alles
endlich
eindelijk
ausruhen
uitrusten
Wochenende
het weekend
leben
leven
geben
geven
bleiben
blijven
reisen
reizen
umgraben
omgraven
glauben
geloven
Brief
brief (Pl. brieven)
lieb, brav
liev
Kind
het kind (Pl. kinderen)
Faulfelz
de luilak
nie
nppit
Dusche
de douche
ab und zu
af en toe
doch
toch
müde
moe
montags
maandags
ein paar
een paar
Zuletzt geändertvor 2 Jahren